Nu het schooljaar abrupt tot stilstand is gekomen in het licht van de pandemie, worden design studenten en met name de laatstejaars gedwongen om met creatieve oplossingen te komen, de verwachtingen die ze hadden over de allerlaatste collectie aan te passen, en er zich bij neer te leggen dat dit geen traditionele diploma-uitrekening wordt. Wij spraken met Amsterdam Fashion Institute (AMFI) design studente Josephine Malcorps over haar turbulente afstudeerfase en vroegen haar hoe het nu zit met de collectie waar ze zo hard heeft voor gewerkt.
Hoe gaat jouw afstudeercollectie zo meteen worden gepresenteerd?
Toen ik begon met het laatste jaar zag dit er heel anders uit voor mij. Ik dacht natuurlijk aan een prachtige show met een expositie, écht de kers op de taart voor al die jaren hard werken. Nu is de vorm nog onzeker door alle omstandigheden. Een show op korte termijn is niet realistisch meer, dus ik ben met mijn medestudenten de opties aan het bekijken om ons toch op een waardige manier te presenteren aan de wereld. Wel weet ik zeker dat ik een mooie photoshoot en video wil gaan maken voor mijn portfolio en presentatie op social media.
Heeft het Coronavirus je geforceerd om anders te gaan denken over je afstudeerproject?
Door alle omstandigheden is het niet mogelijk om alle faciliteiten van het AMFI te gebruiken. Dit dwingt je om nieuwe oplossingen te zoeken en maakt je in meerdere opzichten creatief. Ik heb aardig wat aanpassingen moeten maken omdat er veel machines, zoals de lasercutter of een leermachine, niet meer toegankelijk waren. Ook het zoeken naar materialen is totaal veranderd. Vóór de crisis ging ik graag naar “deadstock” verkoopevents of kon ik uren in kringloop- en vintagewinkels besteden voor het vinden van de juiste stoffen, maar dat lukt op dit moment niet. Het allerlastigste van deze fase van de collectie is het op maat maken van de creaties; modellen vinden is erg moeilijk en fittings zijn haast onmogelijk door de 1,5 meter regeling. Ik hoop dat het in de loop van juni gaat versoepelen en dat modellen weer mogen meewerken, bijvoorbeeld met gebruik van mondkapjes en handschoenen. Dit zijn allemaal onverwachte obstakels waar veel modestudenten nu tegenaan lopen. Het vergt veel van je aanpassingsvermogen om toch iets te maken waar je écht trots op kan zijn met de middelen die je hebt. Maar ik heb er alle vertrouwen dat we dit aankunnen!
Hoe ziet een typische dag er momenteel voor jou uit?
Vanaf het begin van dit afstudeersemester heb ik besloten om samen met twee klasgenoten een atelierruimte te huren. We kunnen het afstuderen dan samen beleven (en de troep in huis verminderen). Toen het virus heel Nederland in zijn greep kreeg en de school de deuren sloot, moest iedereen gedwongen thuis verder. Ik was toen erg blij dat we het atelier al geregeld hadden. Ik houd ervan om mensen om mij heen te hebben. Het motiveert enorm om met klasgenoten te zijn, zeker als je al een tijdje thuis hebt doorgebracht. In de gehuurde ruimte zitten wij op voldoende afstand van elkaar en hebben we ieder onze eigen werkhoek. Ik begin mijn dag altijd met een sterke kop koffie en met wat lekkere muziek komen wij in de juiste stemming om aan de slag te gaan. Ik heb meerdere items en outfits op poppen zitten en heb daarbij een lijst die ik afwerk, wel kijk ik liever per dag waar ik graag aan wil werken. Elke week hebben we via Zoom een fitting, en concept-, techniek- of coaching-les. Hierdoor krijg ik genoeg feedback om verder te komen in het proces. Eenmaal thuisgekomen is er – heel lief – voor mij gekookt door mijn vriend en gun ik mijzelf wat rust. Omdat ik overdag efficiënt probeer te werken, en door het uitstel van de eindpresentatie, is er iets meer ademruimte voor mijzelf en kan ik wat rustiger aan doen om de stress te verlichten.
Vele studenten hebben niet de mogelijkheid of tools om thuis aan hun afstudeercollectie te werken. Aangezien jij vooral gefocust bent op hergebruikte materialen, vroeg ik me af hoe je momenteel aan je materialen komt?
Ik pas inderdaad graag hergebruikte materialen toe die ik vind in kringloop- of vintagewinkels. Vóór Corona besteedde ik daar uren aan en vond ik het heerlijk om te struinen op zoek naar de juiste materialen. In deze tijd vind ik dit erg lastig, ik voel veel angst en onrust en durf niet zo vaak meer naar de kringloop. De 1,5 meter wordt in winkels niet altijd gewaarborgd. Ik zoek het daarom nu via Marktplaats en in mijn eigen archief aan materialen. Zo heb ik veel stoffen, die ik in de loop van de jaren heb verzameld, speciaal bewaard voor het afstuderen. Ook heb ik hiervoor veel mooie materialen gekregen van Hans Ubbink. Op dit moment zoek ik nog de laatste materialen via het internet en durf ik ook langzamerhand weer richting de vintagewinkels te gaan, beschermt met mijn mondkapje en desinfecterende handgel.
Eerder maakte je een collectie voor de specialisatie Collections van AMFI genaamd “A place where”. Het lijkt wel of je toen al het thema van escapisme verwerkte in je ontwerpen. Wat zijn je grootste inspiratiebronnen voor het concept van je afstudeercollectie? En heeft het Coronavirus hier een invloed op gehad?
Ik zie mijzelf erg als een “gevoelsmens”, en ga dan ook bij elk nieuw project af op mijn emoties. Escapisme is een onderwerp dat vaker terugkomt in mijn verhalen. Ik ben opgegroeid met twee nationaliteiten (de Nederlandse en Noorse) en heb op meerdere scholen gezeten en op diverse plekken gewoond. Hierdoor heb ik niet echt een plaats waaraan ik mij verbonden voel, zoals de meeste om mij heen. In Noorwegen voel ik mij gevoelsmatig wel het meeste thuis en voel ik mij ook nauw verbonden met de cultuur en natuur van het land. Dit zijn dan ook de elementen die vaak in mijn werk terugkomen.Voor mijn afstuderen ben ik weer op mijn gevoel af gegaan, in de aanloop naar het einde van mijn opleiding. Tegelijk komen er grote veranderingen in zicht en veel verschillende emoties op ons af. Hetgeen wat mij in het begin van mijn afstudeerproject intrigeerde waren de eind 19e-eeuwse portretfoto’s van Noorse vrouwen. In zwart-wit en sepiakleuren afgebeelde vrouwen met allemaal een wat sombere blik, geplaatst in een prachtig stilleven van meubilair en geschilderde landschappen om hen heen. Het inspireerde mij en maakte mij emotioneel. Dit diende als een startpunt van het verhaal achter mijn collectie.
Na lang zoeken naar de juiste woorden rondom mijn gevoel, stuitte ik op het woord ‘Melancholie’, las ik daarover en viel het allemaal op zijn plek. Melancholie is een type hartzeer dat dichtbij nostalgie staat, maar meer verbonden is met verlies en een diep gevoel van ‘verlangen naar’. Melancholie naar het verleden en hoe het was, en melancholische gevoelens over ons ‘nieuwe normaal’, dat ervaren we op dit moment allemaal. Het virus heeft dit verhaal voor mij alleen maar versterkt in waarden en emotie.
Wat vind jij van de aanpak van AMFI als het op COVID-19 aankomt?
Toen alle veranderingen door het virus in rap tempo kwamen was het voor iedereen erg wennen en leren omschakelen. De leraren moesten opeens oplossingen zoeken en de leerlingen moesten grotendeels op eigen hand verder. Binnen een korte tijd gingen we over op lessen en feedback via Skype of Zoom. Langzaam maar zeker ging dat steeds soepeler. Als afstudeerders hadden wij een missie en dat was om de school en de HvA ervan te overtuigen om op een werkbare en veilige manier tóch bij de juiste machines te kunnen komen om zo de kwaliteit te behalen die wij met onze eindprojecten voor ogen hebben. We hebben actie ondernomen en met succes. De leraren hebben daaraan enorm hard gewerkt en elke week vergaderingen gehad. Midden mei konden we in elk geval een pilot draaien op school. Ik weet nog precies hoe ik mij voelde. Ik kwam als eerste aan bij de school. Om kwart voor negen, er waren veel beveiligers die druk in de weer waren, markeringen op de stoep naast de ingang, met 1,5 meter afstand ertussen. Handgel dispensers werden naar binnen gedragen terwijl we moesten wachten. Het voelde heel gek, maar gelukkig ook weer als ‘thuiskomen’. Eindelijk mochten we het gebouw binnen, één voor één de handen schoonmaken met desinfecterende gel, en daarna meteen naar boven richting de naaizaal. De hele school was vol met afzetlinten en verplichte looproutes. Na een dag wennen voelde het voor mij als een “nieuwe normaal”, en ging het een stuk vlotter. Een aantal leraren kwam langs en zo hebben we eindelijk weer face-to-face met elkaar kunnen praten. Dát hadden wij allemaal erg gemist!
Ik denk achteraf dat de aanpak met de pilot goed is geweest; de leraren hebben kunnen zien of het werkte en hoeveel studenten er maximaal in elk lokaal kunnen zijn. Ik heb er alle vertrouwen in dat het vervolg goed gaat verlopen. Bijzonder fijn dat we toch nog op school kunnen werken om de collecties zó te krijgen als we wensen.
De mode-industrie wordt momenteel geforceerd om anders te denken en zich op een creatieve manier toch staande te houden. Hoe denk jij dat de mode-industrie moet evolueren tijdens dit “nieuwe normale”?
Ik zie de afgelopen weken veel en in een snel tempo veranderen in de wereld. Erg veel mooie en sympathieke acties zoals bijvoorbeeld luxe modehuizen die hun fabrieken en machines gebruiken om handgel of ziekenhuisschorten te produceren. Maar óók steeds meer mensen die het oude systeem in twijfel trekken en op zoek gaan naar een betere manier van werken en produceren. Er wordt nagedacht over het creëren voor de toekomst, zowel voor deze industrie als voor het voortbestaan van de aarde. Steeds meer modehuizen – bijvoorbeeld Saint Laurent – doen nu afstand van de ‘mode kalender’ en fashion week en trekken nu hun eigen plan. Ze kiezen er dus voor om op hun eigen tempo te werken en te showen op een moment dat voor hen past. Ik vind dit een fantastische ontwikkeling, en hoop dat er velen zullen volgen. Dit is het perfecte moment om een stap terug te doen, te evalueren en écht te bezinnen op de noodzakelijke veranderingen voor een betere toekomst.
Ik hecht erg veel waarde aan de kwaliteit van kleding. Kledingontwerpen en maken is in zijn pure vorm een echt ambacht met hoge technische kwaliteit. Ik ben daarom dan ook een voorstander van ‘slow fashion’. De manier waarop er nu al tientallen jaren kleding wordt gemaakt in de ‘fast fashion’, op een tempo waarop er bijna geen ‘hart en ziel’ meer aan te pas komt, dat is volgens mij niet meer van nu. Ook in het ‘hogere segment’ hoop ik dat we naar een systeem gaan waarin de snelheid wordt afgeremd zodat er meer ruimte ontstaat voor mooie bewegingen en creaties waar passie en gevoel in zit. Meer tijd nemen voor een collectie om zó meer bewuste en vooral duurzame keuzes te maken. Dat is hopelijk de richting waar we naartoe gaan. En daaraan wil ik later graag bijdragen.